top of page
IMPARO GIOCANDO

Wil je een Italiaanse les waar je lachend kunt leren? Wil je weten wat Italiaanse humor is?

Dan ben je bij mij thuis!

Want naast de grammaticale structuur, hou ik van spelenderwijs leren: ik heb zelf o.a. didactische spellen ontwikkeld om deze “Super taal” onder de knie te krijgen.

Ken je al een beetje Italiaans? dan kun je alvast eens proberen om mijn

“imparo giocando” (taal- en cultuurtests) te doen!

IMPARO GIOCANDO

klik voor het antwoord op het cijfer wat vóór de vraag staat.

  • Hoe eten Italianen de pasta?
    al dente!
  • Wat is een “piazza”?
    Een plein
  • Wat voor soort melk wordt voor pecorino gebruikt?
    Schapenmelk (pecora)
  • Wie schilderde “la primavera”?
    Botticelli
  • Eerst Napels zien en dan…
    sterven
  • Waar bevindt zich elke jaar de bekende Palio?
    Siena
  • Welk voorwerp werd in Venetië in de 13e eeuw ontdekt?
    De bril De glasfabriek van Murano in Venetië, die ook nu nog wereldwijde bekendheid geniet, kan zich met recht de geboorteplaats van de bril noemen. In de dertiende eeuw was Murano de enige glasfabriek die het zachte glas kon vervaardigen dat nodig was voor het maken van brillenglazen
  • Wie zijn de “azzurri”?
    Het nationale voetbalteam
  • Noem een groot meer in Italië
    Het Lago di Garda
  • De “Uffizi” is de naam van een theater, een paleis of een museum?"
    De Uffizi is een museum in Florance
  • Noi …. dall’Italia a) Vengono b) Veniamo c) Venite
    B > Veniamo
  • Normalmente lei …. in ufficio in autobus. a) Vai b) Anda c) Va
    C > Va
  • Tu …. Dei bambini piccoli. a) Ai b) Hai c) Ha
    B > Hai
  • Io non …. bene l’italiano. a) Capo b) Capisci c) Capisco
    C > Capisco
  • Dove …. il signor De Natale? a) habito b) abita c) abitate
    B > abita
  • …. Anna non risponde al telefono? a) Come b) Che cosa c) Perché
    C > Perché
  • …. é quella ragazza? a) Di dove b) Quale c) Quanto
    A > Di dove
  • …. costa una camera doppia? a) quanto b) quanta c) quindi
    A > quanto
  • .... conosce Giulia? a) Che cosa b) Chi c) Di chi
    B > Chi
  • A me …. andare in bicletta e a Lei piace? a) piace b) piaccio c) dispiace
    A > piace
  • Buongiorno signora, come a. stai b. state c. sta "
    C > sta
  • Vuole un caffé? Sí, a. grazie b. prego c. per favore"
    A > grazie
  • Quanti anni...? a. hai b. siete c. é
    A > hai
  • Scusa, vieni al mare anche...? a. loro b. noi c. tu"
    C > tu
  • Domani noi .... al cinema. a. Andate b. vengono c. andiamo
    C > andiamo
  • Lei ... cominciato il corso d’italiano in settembre. a. Ha b. é c. hanno
    A > Ha
  • Prendete ... pizza ... casa? a. La/della b. lo/della c. la/sulla
    A > la / della
  • Mi ... l’italiano. a. Dispiace b. gusta c. piace
    C > piace
  • Qual’é la cittá della Fiat? a. Torino b. Milano c. Firenze
    A > Torino
  • Chi ha scritto l’Aida? a. Rossini b. Vivaldi c. Verdi
    C > Verdi (Giuseppe)
bottom of page